
Er klopt iets niet. Het is half december, maar als ik zonder jas buiten stap is het helemaal niet koud. Af en toe is het zelfs warm, als de zon net even langs de wolken valt. Niet dat zoiets erg is, het geeft het Noord-Limburgse landschap net dat zetje richting een gevoel van vakantie. Afgeslagen van de hoofdweg in Grathem volg ik een kronkelend paadje. Waarheen het paadje precies kronkelt weet ik niet, want ik laat me graag verrassen. Het is een hol weggetje, zoals je dat noemt. Aan de zijkant hoge beplanting en ruw groen. Er is zelfs een bruggetje aanwezig. In sommige bochten is niet te zien of er toevallig ook tegemoetkomend verkeer aan zit te komen, zodat voorzichtigheid geboden is. Het zou een domper zijn als je halverwege een dergelijke bocht in zulk mooi weer opeens tegen een ongeluk aan blijkt te lopen.
Met wat beleid kom ik door de bocht, waarna ik eigenlijk meteen weer in een andere bocht terechtkom. Maar naast de bocht komt er ook nog iets anders aan. Een donkergroene oude auto. Engels, een Triumph Herald. Zo eentje die wat lijkt te fronsen aan de voorkant. Hij heeft er best de vaart in. Het moet haast zo zijn dat de bestuurder en de weg elkaar al langer kennen. Terwijl de klassieker voorbij ronkt zie ik een man met baard achter het stuur zitten. Helemaal niet opzienbarend, in dit soort auto’s zie je wel vaker mannen met baarden. Maar dit is geen opgepoetst model, mooier dan dat hij ooit uit de showroom reed. Dit is er eentje met een leven achter de rug, gespoten in verschillende tinten groen. Zo’n auto staat niet op zichzelf, lijkt me. Daar hoort een verhaal bij.
Ik zet de achtervolging in. Daarvoor moet ik wel eerst keren, wat me meteen een flinke achterstand geeft. Gelukkig kan de man met baard niet anders dan de weg volgen, zijwegen heb ik net in ieder geval niet gezien. Het vergt wat hogere snelheden, maar uiteindelijk krijg ik hem weer in het vizier. Het voelt wel wat ongemakkelijk, iemand volgen. Hij zal wel gedacht hebben.
Misschien ligt het aan mij, maar ik heb er wel vaker moeite mee om lang achter een en dezelfde onbekende auto aan te rijden. Dat gebeurt af en toe, als je toevallig dezelfde kant op moet. Toch kan ik me dan niet aan de indruk onttrekken dat de bestuurder voor me denk dat ik hem of haar volg. Gelukkig komt aan zulke situaties meestal wel een bevredigend eind.
Maar ja, wat nu te denken? Want ik ben deze man met baard écht aan het volgen, het gaat niet per ongeluk. Misschien vindt hij me wel onguur? Misschien rijdt hij wel met opzet een extra rondje om deze curieuze situatie uit te pluizen. Voor de situatie onhoudbaar wordt draait de Triumph gelukkig een erf op en stopt. De achtervolging is ten einde en de man met baard gaat er nu te voet vandoor. Niet halsoverkop over schuttingen en heggen, zoals je in nagesynchroniseerde Engelse politieseries ziet, maar gewoon richting een houten deur. Ik kan hem dan ook makkelijk aanklampen.
Eenmaal aangeklampt, blijkt de man met baard molenaar te zijn. We staan dan ook voor een molenaarshuis. Het is de Grathemermolen, eentje die het moet hebben van stromend water. Jan de molenaar is er iedere dag te vinden. De molen is een soort museum. De molen doet het nog en Jan demonstreert dat met veel plezier aan de mensen. Daarnaast heeft hij naar eigen zeggen het enige zakkenmuseum ter wereld op de bovenverdieping. Meelzakken uit de meest uiteenlopende landen zijn er te zien. Maar daar blijft het niet bij, want Jan de molenaar, hij rookt sigaret na sigaret, is een verzamelaar. De meest bijzondere voorwerpen en apparaten heeft hij bijeengebracht in de oude molen. Gasmaskers, oude meubelen, schilderijtjes, zwart-wit foto’s. Ook is er een kleine kringloopwinkel te vinden achter het in 1995 voor heel veel geld gerestaureerde molenmechaniek.
Tijdens een rondleiding komen we ook nog in het naastgelegen pand terecht. Het huis blijkt ook bij de molen te horen. Het is het huis waar de molenaars en hun familie vroeger echt gewoond hebben. Jan niet, die woont in een ander dorpje. In het huis heeft de tijd halt gehouden. Het behang, de vloerbedekking en de nog overgebleven lampen ademen het begin van de vorige eeuw. Grote kamers zijn het, helemaal leeg en koud. Het behang komt langzaam van de muren los.

De molen en het bijbehorende huis zijn te koop, al jaren. Naar het schijnt kun je voor één enkele euro eigenaar zijn, mits je een goed plan bij je hebt. Er rust namelijk een horeca-bestemming op de locatie. Nooit is er horeca geweest, maar het zou er wel een ideale plek voor zijn. Bed en breakfast, brasserie, leuk terras bij het water. Het is eenvoudig voor te stellen. Er is alleen nog niemand geweest die de stap ook daadwerkelijk maakt. Er zal grondig verbouwd moeten worden, dat is zeker. Eigenlijk is het een bouwval. Tot het moment dat er een koper met goed verhaal komt blijft het gewoon zoals het is.
Als de molen start met malen maakt een groot kabaal zich meester van de ruimte. Het knarsen van tandwiel op tandwiel en het bonken van houten balken zorgt voor een wat moeizame communicatie. Daar komt nog bij dat het opeens ook behoorlijk stoffig wordt, doordat er stiekem een klein luik openstaat waar het gemalen meel langskomt op weg naar de zak. Het stuift erop los en al snel is alles en iedereen voorzien van een dunne laag meel. Geen ramp, maar inademen moet je dat meel eigenlijk niet. Het schijnt dat oude molenaars vaak last hebben van stoflongen. De antieke bidprentjes staan nog op de schouw.

Natuurlijk komt de vraag boven waarom Jan de molen zelf niet koopt. Aan het aankoopbedrag ligt het niet. Des te meer aan zijn vrouw, want zij wil niet. Ze vindt het een bouwval en blijft lekker zitten waar ze zit. Voor Jan maakt het niet zoveel uit, hij gaat er toch iedere dag heen. Wat rommelen in zijn overall. En dat blijft zo. Want het is niet zo dat Jan opeens zonder werkzaamheden zit als zijn molen wordt verkocht, je krijgt hem er gewoon bij. Huis, molen en molenaar voor één euro, er zijn slechtere deals te bedenken.
Maar voorlopig zal het wel niet gebeuren. Het Te Koop-spandoek is onlangs van de gevel gewaaid en de enorme investeringen spreken nogal in het nadeel van de molen.
Eigenlijk is het ook goed zo. Jan past op de molen en de molen past bij Jan.